Kamer 11.1
Nadat ik zwaargewond het ziekenhuis binnen gebracht werd, besloot het medische team dat mij onder zijn hoede genomen had, dat een buikoperatie noodzakelijk was.
Via een infuus aan de pols werd ik onder narcose gebracht. De anesthesist zei dat ik binnen 10 tellen buiten bewustzijn zou raken.
Geen idee welk narcosemiddel ingezet werd. Bij de vierde vinger die ze opstak zakte ik weg in een duistere vergetelheid.
Later. Veel later.
Onder een dun laken lag ik te rillen en te klappertanden. Geen flauw idee waar ik me bevond. Waarom had ik geen kracht om het witte stuk textiel dat me het zicht op de omgeving ontnam van me af te schudden? Niet ver bij me vandaan hoorde ik iemand zwaar ademen en af en toe zacht kermen.
Het was hier koud. Dezelfde kilte zoals die de beboste heuvels in Yougoslavie binnendrong nadat de laatste zomerdag verstreken was.
De geur van geronnen bloed ergens in dit vertrek. Hemoglobinekleurige modder overspoelde het netvlies van mijn innerlijke oog. Op de een of andere wijze klopten de proporties van mijn ledematen niet meer. Alsof mijn armen en benen zich 12 meter ver uitstrekten in de ruimte.
Een loodzwaar gevoel maakte zich meester van me. Het ondraaglijke gewicht legde het af tegen de zwaartekracht. Diepe slaap volgde.
In de afgrond waar zeven oceanen samenkomen aten murenes mijn wonden schoon. Naast de scheur in de zeebodem waarin ik als een embryo ademde zonder herinneringen, spatten luchtbellen vol daglicht uiteen zodra ze de rotsgrond raakten.
Een hand rukte de lijkwade van me af. Een kerel met gemillimeterd haar en een ziekenfondsbrilletje bekeek me vluchtig. Wilde het laken weer over me heen spreiden. Onverwachts omklemde mijn hand zijn pols terwijl ik met schorre stem ‘een deken, een warme wollen deken!’ uit stootte.
Uren later ontwaakte ik opnieuw in een ziekenzaal. Tegenover me lag een persoon wiens hoofd helemaal in verband gewikkeld was. Daarnaast een man met een donkerkleurig gelaat dat bevroren leek.
Voorzichtig begon de rat in mijn buik weer een tunnel te graven. Uit de doffe pijnbron werd af en toe een projectiel in het omringende vlees geschoten. Tanden op elkaar. Binnen no time tranformeerden de pijlen in dumdumkogels. Een uur later was mijn lichaam een belegerde stad die door rakettenregens uit Stalinorgels getroffen werd.
Ondanks de lethargie die zich meester van me gemaakt had, trof de bekoorlijkheid van de verpleegster die binnen kwam me zeer. Ze voerde me enkele lepels bouillon. De laatste spuugde ik kokhalzend uit over haar witte uniform.
Ze merkte dat de pijn ondraaglijke vormen aangenomen had. ‘Wacht even, ik haal wat voor je.’
Ze keerde terug met een kleine injectiespuit. Pijnloos stak ze de naald in mijn ader. Een streling over mijn klamme voorhoofd. Een glimlach waar Leonardo Da Vinci enkel van kon dromen. Geduldig voerde ze me nog wat soep.
Even keerde ik terug in de non-temporele dimensie voor de conceptie. Toen barste het dak van het ziekenhuis. Een warme vloeibare substantie sijpelde door de scheuren naar binnen. Kroop over de kasten, vloeren, bedden. Hechtte zich aan mijn huid. Kroop door mijn poriën naar binnen. In en uit. In en uit. Absorberend op het uitdijende ritme van de kosmos. Dansend als een bataljon paaldanseressen in mijn vlees. Iedere afdaling van hun broeierige gratie smoorde het martelende geknaag tussen de maag en de dunne darm.
Bewegingsloos. Aangename verlamming. Met een versteende glimlach merkte ik dat de andere patiënten afgevoerd waren.
Zware oogleden. Doorweekt. Vochtig als het heidense wijwater dat het hospitaal penetreerde. Osmose. Tegen de rand van oplossing. Verdrinken. Desintegreren. Vergeten.
Daar verschijnt ze weer. Buigt voorover. Haar donkere lokken spreiden zich als een fluwelen sluier over mij bezweet gezicht uit. De geur van bronstige herten in het Gorjanci woud. Uitdijende schaduwen met klauwen tussen de stammen. Hermetische duisternis. Opnieuw bewusteloos…
Hernieuwd zicht. De kamerwanden zijn doorschijnend. Door het gat in het plafond zie ik zilveren adelaars cirkelen. Gestaag wegzwevend op de wind der stilte richting het onnoembare. Tot ze opflakkerende pulsars aan het firmament worden.
Achter de transparante muren grijsblauwe nevelflarden. Door de vloer zijn de volgende etages waarneembaar. Zich uitstrekkend tot in peilloze diepte.
Bevind me niet langer in een ziekenhuis. Beter. Veel beter.
In deze kristallen kathedraal de rest van mijn dagen doorbrengen….
Adem ik? De vraag mist elke relevantie. Ik ben morfine geworden.
Laatst bijgewerkt door
Poseidon op za aug 10, 2013 10:59 am, in totaal 1 keer bewerkt.