Verhalen van Vroeger
- De Blauwe Gitaar & Verdwaald in het Bos
- Garagerave & Dealers in Parijs
- Paard met een Baard & Op de Vlucht
De Blauwe Gitaar
We gingen vaak naar het parkje. Soms om te drinken, meestal om te blowen. Zoals we voor elke chillplek een naam hadden, noemden we deze plek het moeras. Omdat het er op een moeras leek. Vies, bruin water en kleine eilandjes die met elkaar in verbinding stonden door middel van smalle houten bruggetjes. Op een dag zagen G en ik een blauwe gitaar aan de rand van een eilandje liggen. Er liep geen brug naar dit stukje land, maar we dachten allebei hetzelfde. We moesten dit magische object in handen zien te krijgen.
Bij de eerste poging waren we dronken geweest. Omdat het laat op de avond was en de schemering al een tijd geleden was ingezet werd het ons iets moeilijker gemaakt. We zochten naar voorwerpen in de buurt van het moeras die ons konden helpen bij het vangen van de gitaar. In de laadbak van een kleine transportwagen vonden we een groot, stevig net. Terwijl ik dit net aan het uiteinde vasthield, gooide G de andere kant richting de gitaar, die ongeveer vijf meter van ons vandaan lag. De gitaar werd wel geraakt, maar hij bleef niet achter het net hangen. Vastberaden en dronken als we waren zijn we nog een tijd lang op deze manier doorgegaan, terwijl het duidelijk was dat het niet zou gaan lukken.
Voor de tweede poging hadden we ons beter voorbereid. Het was een warme, zonnige dag en we hadden onze zwembroeken mee naar school genomen. We waren van plan om na school – we zatten destijds in de zesde klas van de middelbare – via een coffeeshop naar het moeras te gaan om de blauwe gitaar te pakken te krijgen. We zaten ’s ochtends naast elkaar bij de natuurkundeles en konden allebei niet wachten. We besloten om na de les meteen te gaan. Deze missie was veel belangrijker dan de resterende schooldag.
Met een gedraaide joint in de hand zaten we op een bankje naar de gitaar te kijken. Hij was zo dicht bij. Slechts wat stinkende vloeibare drab scheidde ons van deze schat. We twijfelden; eerst blowen en dan stoned de gitaar gaan halen, of nuchter en fit het water in en onszelf achteraf belonen met een joint? Eerst blowen. Stoned staarden we naar de gitaar. Hij leek ineens een stuk verder weg te liggen. ‘Ik heb eigenlijk geen zin om te zwemmen man.’ Ik keek G met halfopen ogen aan. Ook hij zag het niet zo zitten. We kwamen op het idee om via het eilandje naar de gitaar te gaan. Het dichtstbijzijnde gedeelte van het eiland was maar een paar meter van ons verwijderd. Maar we zouden alsnog moeten zwemmen. We besloten om nog een keer rond het moeras naar hulpmiddelen zoeken. Ineens zag ik het; een lege kliko. Dit zou onze boot worden. We reden de kliko naar de kade en verzamelden moed.
We lieten de vuilnisbak te water en leunden er beiden met ons bovenlichaam op. ‘Zwemmen!’ We kwamen vooruit. Ik gleed van het vlot af en kreeg een hap modder in mijn mond. Zonder kliko ging zwemmen eigenlijk een stuk makkelijker en ik vroeg me af waarom ik dat ding een paar minuten geleden nog een geniaal plan had gevonden. We stonden op het eiland. Nu moesten we nog aan de andere kant zien te komen. Door de brandnetels. Vanwege de adrenalinerush die we hadden gekregen kon het geprik ons niet veel meer deren, en we bereikten de gitaar. Er bleken gaten in te zitten en onderdelen te ontbreken, maar we hadden hem! We gooiden het ding naar de kade, zwommen terug en staken nog een jointje op. Wat een beloning.
Verdwaald in het Bos
Het was een mooie dag in de zomer van 2009. Ik zou samen met C gaan blowen. We chillden niet vaak met zijn tweeën, en ik had er zin in. We spraken af bij de fireplace, een open plek in een klein bos waar we wel eens een vuurtje maakten. We hadden meteen zin in een joint. Van alle jongens waar C en ik regelmatig mee blowden konden wij het minst goed draaien. C iets beter dan ik. Hij had een redelijke joint gebouwd en we genoten er van. Binnen een paar minuten was ik goed stoned. We kregen zin om iets te doen, we wilden op ontdekkingsreis. We pakten onze fietsen en vertrokken, op zoek naar een nieuwe chillplek.
We fietsten over een smal pad op een kleine dijk met dichte begroeiing. Af en toe werden mijn blote benen geraakt door brandnetels. Geen fijn gevoel, maar je moet wat over hebben voor een nieuwe plek. Het bleek een lang pad te zijn. We bleven rechtdoor fietsen en de begroeiing werd dichter. Er stonden steeds meer brandnetels langs het pad en ik begon me er aan te irriteren. Sommige waren zo hoog dat ze ook mijn armen raakten. Ook C had er last en van en hij begon te schelden. ‘Hoe lang gaat dit nog door?’ ‘Geen idee, maar nu terug gaan zou laf zijn. We moeten verder!’
We pauzeerden even bij een oude bunker. De laatste tientallen meters hadden er alleen maar brandnetels langs het pad gestaan, en we zaten onder de kleine rode bultjes. We hadden nog steeds maar twee opties. Verder of terug. We wisten hoe zwaar de terugweg zou zijn en gokten dat we bijna voorbij de brandnetels waren. We fietsden door en bleken het fout te hebben. Achteraf was het slim geweest om bij de bunker om te keren en terug te gaan, we waren toen nog lang niet op de helft. Na minutenlang door meer brandnetels te hebben gefietst, kwamen we bij een pad dat naar rechts afsloeg. Het bos in. Langs het pad dat rechtdoor liep zagen we nog meer brandnetels. We hoefden beiden niet lang na te denken en namen het pad naar rechts.
We stonden met onze fietsen in een dichtbegroeid bos. Er was geen pad en de bomen stonden zo dicht op elkaar dat fietsen niet mogelijk was. We liepen met de fiets aan de hand op zoek naar een open plek. Het duurde langer dan we hadden verwacht. Na een halfuur te hebben rondgelopen waren we nog steeds in precies dezelfde omgeving. Veel hoge, dunne bomen. We kregen zin in een joint maar spraken af dat we eerst een fijne plek moesten vinden. Het schoot niet op dat we fietsen bij ons hadden, maar we waren bang om ze kwijt te raken als we zonder ze zouden gaan lopen. Ik bood aan om bij de fietsen te blijven, zodat C even snel rond kon lopen om te kijken of er een weg uit het dichte bos te vinden was.
Ik zat op de grond naast onze fietsen. Nog altijd vrij stoned. Toen ik C een tijdje niet had gezien begon ik hem te roepen. Ik hoorde een roep terug en even later kwam hij weer tevoorschijn. Hij had niks gevonden. We liepen door met de fietsen en moesten lachen om de situatie waarin we ons bevonden. De prikkende brandnetels hadden ons een bos in gejaagd, en nu leken we verdwaald te zijn. We vonden het grappig, maar tegelijkertijd hoopten we dat het allemaal niet te lang meer zou duren. Er wachtte nog een joint op ons en het lopen met de fiets werd vermoeiend. We liepen nog een uur zo rond. We kwamen een smal slootje tegen. Ik kon me herinneren dat je het water moet volgen als je verdwaald bent, omdat je dan voorkomt dat je in cirkels gaat lopen. Het water leidt altijd ergens naar toe.
Het water mondde uit in een bredere sloot. Aan de overkant lag een open vlakte, die waarschijnlijk in verbinding stond met de bewoonde wereld. De sloot was te breed en te diep om met onze fietsen doorheen te kunnen komen. Er lag veel hout in de buurt en we besloten een brug te bouwen. We wisten allebei dat dit een kansloze missie was, maar het was leuk om te doen. Na een tijdje waren we het zat, het idee dat een brug niet zou gaan werken werd bevestigd. We liepen langs de sloot, op zoek naar een oversteek. We kwamen bij een balk van ongeveer drie meter lang en twintig centimeter breed. Hij lag over de sloot heen. Zouden we onze fietsen hier overheen kunnen krijgen?
Ik liep achteruit, met het stuur in mijn handen. C liep vooruit en hij duwde de fiets mijn kant op. Wonderbaarlijk genoeg lukte het. We stonden aan de andere kant! Blij fietsten we weg. Althans, dat wilden we. Mijn ketting bleek in het bos kapot te zijn gegaan. Na een uur met onze fietsen te hebben gelopen kwamen we weer in de bewoonde wereld. We rookten een joint en wilden ergens uit eten gaan. Zo kwam het dat we een paar minuten later met groene vlekken op onze kleren, schrammen op onze huid, ruikend naar bos en knetterstoned een bord nasi aten bij de plaatselijke Chinees. We hadden het overleefd.