Het is niet het soort tekst dat normaal wordt gepost op DF.info; het is geen tripreport, geen vraag over een nieuwe research chemical en geen recept voor spacecake. Deze tekst is een inzicht in mijn psyche na veel speed en weinig slaap en is dientengevolge behoorlijke duister van aard. Het heeft de vorm van een essay aangenomen.
Eerlijkheid gebied mij te bekennen dat ik speed gebruik met een regelmaat die als problematisch gezien kan worden. Ik weet dat ik niet de enige ben met dit probleem op dit forum. Mocht je makkelijk te beïnvloeden zijn of op dit moment in een enigszins depressieve staat verkeren, lees onderstaande tekst dan niet. De volgende ideeën en uitspraken kunnen als schokkend ervaren worden.
Ik ben benieuwd wat men er van vind en lees graag (constructieve) reacties.
Een vrolijke beschouwing
Een essay betreffende het leven, de dood en het verband daartussen
Het bureau ligt vol rommel. Lege bierblikken, vuile borden en een laag vuil waarvan de herkomst al lang niet meer te achterhalen is. Schoonmaken doe ik niet meer. Tussen deze bewijzen van een levensstijl die door de meesten als destructief omschreven zou worden bevindt zich echter een bijzonder voorwerp: middenin de rommel ligt een plastic zakje. Het zakje bevat een grote hoeveelheid kleine, roze pilletjes. Het etiket op het zakje omschrijft de pilletjes als Diclazepam, 2 milligram, honderd stuks.
Een vergelijking tussen het bureau en mijn leven is makkelijk gemaakt; de wanorde en verwaarlozing een simpele analogie. Ik heb geen baan of studie die mij bezighoudt, geen hobby's om mijn tijd mee te vullen. Ik ben tweeëntwintig jaar oud en mijn leven is gestagneerd. Ik heb geen doel om te bereiken, geen vooruitzicht om naar uit te zien en de drang tot zelfontplooiing die wij allen horen te voelen is verstomd en heeft plaats gemaakt voor apathie.
Drugs en alcohol zijn uitstekende vervangers voor een levensdoel. Ik gebruik ze dan ook graag en veel. Wie wiet rookt verveelt zich niet, wie speed snuift zit niet te suffen en wie drinkt hoeft niet te denken. Zorgt dit gebruik ervoor dat de kans op een zinvol leven kleiner wordt? Waarschijnlijk wel. Waarschijnlijk is het een paradox, een cirkel waarin ik gevangen zit en die slechts door middel van wilskracht doorbroken kan worden. Ik vind dit een saaie en truttig notie. Ik rook, drink en snuif stevig door, mijn ogen gericht op de donkere wolken die aan de horizon vormen. De storm komt langzaam dichterbij en ik weet het. Ik stuur er recht op af en lach naar degene die mij het roer om willen doen gooien. Ik wil niet, ik ga door. De cirkel doorbreken en de storm vermijden zou stoppen betekenen, stoppen met roken, drinken en snuiven. Dan zal ik op zoek moeten naar een alternatief, iets anders om mijn dagen te vullen en mijn hoofd te legen. Dat klinkt als een vermoeiend pad, bezaait met loze beloftes en zelfbedrog. Zij die het als verlossing prijzen, roepen dat verslaving een gevangenis is leiden zelf levens van routine en repetitie. Deze mensen zijn overal te vinden: ze rennen hijgend en in felgekleurde kleding over straat, ze zitten in grijze pakken achter bureaus en ze eten biologische boterhammetjes met humus of baba-anousch. Het is de Nederlander van nu; een belachelijk spektakel dat zichzelf bloedserieus neemt.
Wanneer ik om mij heen kijk, mijn ogen wijd van de speed of juist half gesloten van de wiet, zie ik deze mensen draaien: De zakenmannen rijden vloekend over de wegen waaraan mannen in oranje hesjes vloekend werken. De grijze lijn die stad met stad verbindt, en het tussenliggend land ruw in stukken snijdt. Ik ken niemand die gelukkig is, niemand die zijn leven als volmaakt zou omschrijven. De grote baas van een bedrijf is net zo ongelukkig als zijn ondergeschikte, die uit alle macht de baas wil worden. Het gras is altijd groener aan de overkant betekent dat het gras aan deze kant geel en verdord is, en zoals het spreekwoord impliceert: zelfs aan de overkant zal dat groene gras dor en doods zijn. We hebben niets, en niets om op te hopen. Waar we ook zullen gaan, wat we ook zullen doen, het gras zal dood zijn. Wanneer we dan gaan liggen om even uit te rusten van de zoektocht naar dat geluk zal het dorre gras in onze rug prikken en ons weer doen opstaan, een eeuwige zoektocht die altijd op dezelfde plaats eindigt.
Deze redenatie leidt tot een interessante vraag: als niemand echt gelukkig is, waarom gaan zo velen dan door? Wat houdt ons tegen massaal te schreeuwen: ik stop ermee! Ik wil niet meer! Geef mijn portie maar aan Fikkie! Mijn antwoord hierop is vrij simpel, we vergeten hoe vervelend het leven is. Pijn is gemakkelijker vergeten dan geluk. Wanneer we terugdenken aan vroeger tijden lijken deze altijd mooier dan ze daadwerkelijk waren, hoe langer terug hoe mooier het lijkt. Dit heet uiteraard nostalgie en is een principe dat we allen kennen en allen ervaren hebben. Desondanks weigeren we de conclusies die onontkoombaar zijn te accepteren. Vrolijk ontkennend stappen we door, onze ogen gesloten voor realiteit en dergelijke narigheid. We denken er liever niet over na en wanneer we dat wel doen weigeren we onze eigen conclusies waarlijk te accepteren. De enige logische conclusie is uiteraard dat het leven dat we ons herinneren, alle pijn, al het verdriet en alle verveling, slechts een vrolijke en optimistische afspiegeling van de werkelijkheid is. Na dit geconstateerd te hebben rest de rationele mens nog maar één keus, concluderen dat zijn leven veel pijnlijker, zinlozer en deprimerender is, en zal zijn, dan hij zich kan voorstellen.
Wie dit mentale pad bewandelt zal zich waarschijnlijk op een gegeven moment afvragen wat dan wel zinvol leven is, wat geeft het leven zin? Het is een van de oudste filosofische vraagstukken en klinkt plechtig wanneer het gesteld wordt. De vraag roept beelden op van grieken in toga's en Franse filosofen verwikkeld in vurig debat. In de loop der eeuwen zijn er ontelbare antwoorden gegeven, de meeste van religieuze aard, een god die verlangt dat je bepaalde dingen doet, of laat, zodat je later beloont word, tekenen in de vlucht van vogels die de wil van een opperwezen beschreven en ingewikkelde filosofische theorieën over zelfontplooiing en dergelijke nonsens. De waarheid is echter minder romantisch en minder ingewikkeld. Er is geen zin. Er is geen nut. En er is geen doel. We doen maar wat. We zijn een ongelukje in de natuurkunde, een zooitje aminozuren dat een vreemde reactie aanging en nu, biljoenen jaren en evenveel doden later, zijn zoals we zijn. Een constructie die we nu als leven, als mens-wezen aanduiden. Wie dit aanvaard, en in Nederland geloven de meeste mensen in de evolutietheorie en alles dat daaromheen hangt, kan dus niet anders dan concluderen dat het leven nutteloos is. het individu is een vluchtige schaduw en de dood zowel betekenisloos als onvermijdelijk.
En toch gaan we door. Een bioloog zal wijzen op de drang om te overleven en meer kinderen te produceren, dat dit evolutionair bepaalt is. Ons DNA dwingt ons door te leven en voort te planten.
Betekent dit dan dat we een speelbal van onze genen zijn? Betekent dit dat we niets anders zijn dan een garantie dat de soort nog een generatie voortstrompelt? Als dit de waarheid is betekent het dat het individu waardeloos is, het moment dat een vrouw niet meer kan baren zou haar moord niet alleen acceptabel maar preferabel zijn. De bioloog en zijn theorieën kunnen geen reden voor ons voortbestaan dan puur toeval noemen. Let wel, ik ben het niet oneens met de bioloog, zijn theorieën zijn gebaseerd op logica en ratio.
Wanneer wij dus accepteren dat de heersende wetenschappelijke theorie correct is rest ons niets anders dan te concluderen dat het leven nergens heen leidt, alle pijn die we ervaren zinloos is en geluk een ongrijpbaar ideaal. De logische conclusie lijkt zelfmoord.
Een rationeel mens kan slechts één bezwaar hebben tegen suïcide: het betekent het einde van de identiteit. De identiteit is degene die de beslissing neemt, het is degene die de pijn van het leven ervaart, en de illusie van geluk. De identiteit heeft geen waarde maar is voor het individu het alles, het enige. De enige reden om geen zelfmoord te plegen is dus angst voor het niets, angst voor niet-bestaan, niet-voelen, niet-weten. De rationele mens weet dat in de dood geen spijt is, dat zich in de dood verlossing van alle zorgen, angsten en pijn bevindt. Toch besluiten de meesten door te leven, zelfs zij die hun leven als miserabel omschrijven. Ze hebben immers niets anders. Zelfs een miserabel bestaan kan ons reden geven door te gaan, het is immers beter dan niets.
Dit is dan ook de reden dat ik mijn zakje pillen besteld heb, om iets anders te hebben: een keuze. Met dit zakje op mijn bureau is mijn leven een keuze geworden, het is niet langer een reeks gebeurtenissen waar ik meer of minder invloed op heb. Het is iets waar ik besloten heb aan mee te doen. Al het slechts dat mij zal overkomen, alle pijn die ik zal ervaren en iedere beslissing die ik maak is volledig van mij. Ik kan besluiten te stoppen wanneer ik wil, maar tot het zover is ga ik door, met mij kin omhoog en mijn borst vooruit, dwars door het leven dat ik zelf gekozen heb.
De bestelling was eenvoudig gemaakt. De juiste website, dertig euro overmaken, en het invullen van een adres. Zeven dagen later arriveerde het zakje, zorgvuldig verpakt in een luchtdicht omhulsel van stevig aluminium en een dikke, bruine enveloppe. Deze eenvoudige transactie zou mijn leven voorgoed veranderen.
De dood ongrijpbaar. Geen mens kan zich een voorstelling maken van het allesomvattend niets-zijn dat dit alledaagse fenomeen met zich meebrengt. De mens heeft altijd een fascinatie met het morbide gehad, vrijwel ieder geloof lijkt weinig anders dan een omslachtig verhaal dat de gelovige de zekerheid biedt dat de dood niet het einde is. Het gaat hiermee direct in tegen een gevoel dat geen mens vreemd is, doodsangst: het besef dat ieders leven ooit eindigen moet en ieder individu zal ophouden te bestaan. Deze angst voor het onvermijdelijke is een ongelukkige bijkomstigheid van het mens-wezen.
Voor wie religie echter geen antwoord biedt zijn zij die geloven dat de dood definitief is. Voor hen zijn slechts twee mogelijkheden: men kan het leven als nutteloos zien en elke handeling als een wanhopige stuiptrekking van een gedoemd wezen; of men kan het leven beschouwen als uniek, en waarde hechten aan ieder moment. Het is immers alles dat er is en alles dat er ooit zal zijn.
Ikzelf heb het nut van het leven nooit in kunnen zien, het lijkt niets dan een aaneenschakeling van willekeurige gebeurtenissen die na een bepaalde periode eindigen en al hun waarde verliezen. Deze redenering maakte dat ik nog maar weinig ondernam, iedere handeling leek niets anders dan een stap richting het onvermijdelijke. Studies maakte ik niet af, moeite doen leek immers zinloos en en bij voorbaat vruchteloos. Een baan vasthouden voor langere tijd leek als even onnozel, zelfs zonder inkomen zou ik niet sterven van de honger of dakloos geraken. Voor mij bood het leven dus geen enkele motivatie.
Dit veranderde met de komst van het zakje. Het zakje, en de pillen daarin, boden mij een unieke kans, de kans om mijn leven te beëindigingen wanneer ik daar behoefte aan heb. De honderd kleine pilletjes zijn op zichzelf niet dodelijk, wanneer zij echter gecombineerd zouden worden met een relatief kleine hoeveelheid alcohol zou een comateuze toestand, gevolgd door de dood het gevolg zijn. Ik had dus, na deze simpele transactie, plots de ultieme macht over mijn eigen leven. Ik had de macht mijn bestaan te beëindigen wanneer ik zou willen, op relatief pijnloze wijze.
Veel mensen zouden voorbereidingen om je leven te beëindigingen als alarmerend beschouwen, een reden om iemand op te laten nemen in een gesloten inrichting. Voor mij betekent het vrijheid, iedere keuze die ik vanaf nu maak is de mijne, iedere beslissing maakt ik door middel van niets anders dan wilskracht. De redeloze noodzaak is uit mijn leven verdwenen.